Herken muren, gevels en hun spouwbreedte

Bouwtekeningen

Als er nog een bouwtekening of bouwplan is, kan daarop snel herkend worden of er sprake is van een spouwmuur. Soms is er zelfs een detail of andere informatie op de tekening aangegeven of er in die spouw isolatie aanwezig is.

Woningen gebouwd vóór 1930

Woningen gebouwd vóór 1930 (in het westen van Nederland van vóór 1920) zijn meestal gebouwd met massieve muren zonder spouw. De gevels zijn dan opgetrokken uit “steense muren” en zijn dan, zonder pleisterwerk, net zo dik als een steen lang is. Nu zijn de baksteenformaten nogal verschillend, maar ga maar uit van circa 20 cm.

ter info: het woord spouwmuur is afgeleid van de oude Nederlandse spraakwijze “een gespouwde muur” en betekende “een gespleten muur”

Hoe kun je een steense muur herkennen?

Meet bij een raam of deur de dikte van de muur. Die zou, zonder een eventuele pleisterlaag, rond 20 cm dik moeten zijn. Ook het metselverband (het patroon hoe de bakstenen gemetseld zijn) kan een indicatie zijn of het een massieve steense muur betreft.
afbeelding

Woningen die tussen 1920-1930 en 1975

De woningen uit deze periode zijn gebouwd met buitenmuren (gevelmuren) die een spouwruimte ruimte hebben: ze zijn gebouwd met een binnenblad en een buitenblad, elk een halve steen dik, circa 10 cm. Maar tot 1975 is er bij de bouw geen spouwmuurisolatie toegepast.
Na-isolatie
Het kan echter zijn dat de spouwruimte na 1975 na-geïsoleerd is: de spouw kan dan met bijvoorbeeld minerale wol, piepschuimkorrels (PS of EPS, wat staat voor geËxpandeerd Poly Styreen), UF schuim, PUR-schuim of Perlietkorrels zijn gevuld. Ook vlas, schapenwol en cellulose vezels werden of worden als spouwmuurisolatie gebruikt.
(Meer over isolatiematerialen in ……………….. )
Woningen gebouwd ná 1974 hebben spouwmuurisolatie

De spouwmuren van deze woningen zijn geïsoleerd. Zonder isolatie kon men niet voldoen aan de toen geldende eisen voor gevels (en daken, vloeren en ramen). De spouwbreedte varieerde en groeide mee met de steeds verder aangescherpte energieprestatie-eisen in de bouwregelgeving. Bij hun nieuwbouw werd in de spouw een isolatieplaat of isolatiedeken, of een bubbelfolie met een reflecterende laag aangebracht.
Al naar gelang het bouwjaar was de spouwbreedte 50 mm, 70 mm, 100 mm. De isolatielaag in de spouw was altijd een paar centimeter dunner dan de beschikbare spouwbreedte: voor het verleggen van de baksteen heeft de metselaar een “vingerspouw” nodig van 3 á 4 cm. Omstreden is ook het argument dat er, voor het regenwater van slagregens dat door het buitenblad heen sijpelt, een vrije ruimte nodig is om de spouw te laten drogen door de trek die ontstaat in deze resterende spouwbreedte. (Daarvoor worden er boven en onder in de gevel elke meter een stootvoeg (op de kopse kant van de baksteen) opengelaten.)

Neem de datum van 1975 niet als een starre, alles bepalende grens: als er gebouwd werd in of ná 1975 met een bouwvergunning die afgegeven werd vóór 1975, is de kans groot dat er ook geen isolatie toegepast werd.
Valse zuinigheid
Veel architecten en aannemers hebben jarenlang geprobeerd de extra arbeidsgang van het aanbrengen van isolatie te mijden. En nog altijd is deze vorm van valse zuinigheid in de bouwsector niet uitgeroeid: als het dan al moet, dan worden, vrij traditioneel, nipt de minimum eisen uit het Bouwbesluit en de Woningwet aangehouden. Dat komt de energiezuinigheid en het milieu niet ten goede. De voor de woningeigenaar of bewoner meest economische isolatiedikte ligt ver boven de minimaal vereiste prestatie volgens de regelgeving!

Spouwbreedte

In de onderstaande tabel staan voor verschillende bouwjaren bijbehorende richtlijnen voor de spouwbreedte.

Bouwjaar Breedte van de spouw
1930 tot 1970 30 tot 60 mm (40 mm)
1970 tot en met 1985 70 mm
1985 tot 2000100 mm
na 2000meer dan 100 mm *)

* ) Afhankelijk van de gekozen isolatiedikte groeide de spouwbreedte en daarmee ook de dikte van gevels en funderingsbalken. Met de nieuwe versies van het Bouwbesluit werden de energie-prestatie-eisen stapsgewijs aangescherpt en werden er verschillende isolatiediktes toegepast.
Met de invoering van het Bouwbesluit 1993 werd er naast een prestatie-eis per bouwdeel (warmteweerstand Rc), allereerst een integrale energieprestatie geëist voor de gehele woning ( voor verschillende type bouwwerken in het algemeen): de energie-prestatie-norm uitgedrukt in een energie-prestatie-coëfficiënt EPC. Alhoewel nog altijd voldaan moest worden aan de minimum Rc-prestatie-eis per bouwdeel (gevel, dak, vloer, raam, deur) werden er ook eisen gesteld aan het totale energiegebruik van het gebouw. Met inbegrip van energieverliezen, energiewinsten en energieopwekking. Daarmee kwam er ook keuzevrijheid om die prestatie te realiseren met verschillende maatregelen, waarbij er dus ook gekozen kon worden voor veel dikkere isolatiepakketten, of voor meer energieopwekking door zonnepanelen, etc. Wel zijn daarna ook de minimum Rc-waarden weer aangescherpt, om de energieverliezen verder te beperken en om niet situaties te krijgen waarin de opgewekte energie als in een broeikas weer verloren gaat.

Hoe aanwezige na-isolatie herkennen?

Of de spouw na-geïsoleerd is kan men veelal herkennen aan (dichtgemaakte) boorgaten in de gevel, met name op de kruisingen van lint- en stootvoegen. Die moet u zoeken in een gebruikelijk patroon van 1 x 1 meter. Soms ook aan uitgehakte stenen in een regelmatig patroon.
Isolatie in een spouwmuur is te achterhalen door bij gevelroosters en/of open stootvoegen in de spouw te kijken (en eventueel met een dun puntig voorwerp te meten hoe dik het isolatiemateriaal is), of door een schatting van het bouwjaar te maken.
Wanneer het voegwerk integraal is vervangen, is niet meer te zien of er na-geïsoleerd is.
Er is altijd nog een mogelijkheid een gaatje te boren of voorzichtig een baksteen uit te hakken om te zien of de spouw gevuld is.