Heeft uw woning schimmels, vochtproblemen en vochtschade in badkamers en andere natte ruimtes, in slaapkamers, op wanden en achter kasten? Dit wijst onvoldoende ventilatie.
Schimmels houden van stilstaande vochtige lucht. En …… het oppervlak van de wand, plafond, vloer kozijn of beglazing is te koud voor de hoeveelheid vocht in die stilstaande lucht.
Alhoewel, een vochtige plek kan ook veroorzaakt zijn door een lekkage, regendoorslag of optrekkend vocht uit de grond. (daarover later meer).
Maar aannemend dat die laatste oorzaken uitgesloten kunnen worden, dan hebben we te maken met een oppervlakte condensatie. Met vrijwel onvermijdelijk dan ook schimmelvorming!
Condensatie kan voorkomen worden door:
- voor een lagere luchtvochtigheid in huis te zorgen: luchten en beter (sterker) te ventileren. Daarmee vervang je de “vochtige binnenlucht” door “drogere buitenlucht”.
- de oppervlakte temperatuur van de wand, plafond, etc. te verhogen: door bijvoorbeeld beter te isoleren verdwijnt niet zoveel energie naar buiten en blijft het oppervlak warmer.
Met beide maatregelen voorkom je vochtplekken en daarmee schimmelplekken en muffe geurtjes. Wordt in een badkamer bijv. alleen het oude tochtige kozijn vervangen door een goed kierdicht en geïsoleerd nieuw kozijn, dan blijft er een belangrijk risico op vochtproblemen als niet gelijktijdig aan ventilatie wordt gedacht.
Voor een goede ventilatie mag niet worden gerekend op luchtinfiltratie ten gevolge van spleten en kieren in de gebouwschil. Ventilatie veronderstelt een gecontroleerde, regelbare luchttoevoer en -afvoer. Anderzijds, als erg grote luchtlekken in de gebouwschil niet gedicht worden, dan heeft gecontroleerde ventilatie ook niet veel zin. Afhankelijk van de luchttemperatuur kan de lucht maar een bepaalde hoeveelheid water bevatten. Hoe lager de temperatuur, hoe minder water als waterdamp in de lucht aanwezig kan zijn. Bijvoorbeeld: zo kan de lucht bij 22 o C maximaal 19,7 gram water(damp) per m3 bevatten, maar koelt die af tot 17 oC dan maximaal nog maar 14, 68 gram. Die oppervlakte temperatuur kan berekend worden. (dat doen we hier niet, maar bij de informatie over de warmteweerstand) . Bij een buitentemperatuur van 0 graden Celsius en een binnentemperatuur van 22 graden, is de oppervlakte temperatuur van de pleisterlaag slechts 17 graden! Niet erg comfortabel: je voelt de koude van de muur, ondanks dat het feit dat de binnentemperatuur 22 graden bedraagt. Maar dat koude oppervlak van nog geen 17 graden, vormt een probleem voor de binnenlucht die een relatieve vochtigheid heeft van 60%. Dit vochtgehalte is te hoog bij die temperatuur van nog geen 17 graden, en gaat condenseren. De waterdamp uit de binnenlucht slaat als fijne waterdruppels neer in de koude pleisterlaag. Bij die temperatuur kan de lucht 5 gram/m3 minder waterdamp bevatten dan lucht met een temperatuur van 22 graden. De pleisterlaag wordt nat! In één stookseizoen groeit dat condensatievocht aan tot ruim 250 gram per m2 Dat condensvocht trekt in het pleisterwerk en vormt een voedingsbodem voor schimmels. De binnenlucht wordt geïnfecteerd door de schimmels en ingeademd is die schadelijk voor de gezondheid. Wordt dezelfde spouw echter geïsoleerd, dan neemt de oppervlakte-temperatuur van de pleisterlaag van 17 graden naar bijna 21 graden. Daardoor verdwijnt de “koudeval”, – de koudelucht die als koude tocht ervaren wordt als de lucht langs een koud oppervlak strijkt – maar daarmee verdwijnt ook het risico van oppervlakte condensatie en het ontstaan van schimmelvlekken. De naam “koudebrug” die we in Nederland gebruiken om warmtelekken in de bouwconstructie aan te duiden, is niet erg gelukkig gekozen. Er komt geen koude naar binnen, maar er gaat warmte naar buiten! In Duitsland spreekt men dan ook consequent over “Wärmebrücke” en in Vlaanderen inderdaad over een “warmtebrug”. Het zijn meestal details in de constructie die als het ware een brug vormen waarover de warmte (het hogere energiepotentiaal) weg stroomt: een vloeroplegging op een funderingsbalk een latei (een balk boven een raam), een balkon dat doorloopt in de vloer, maar ook elk spouwankertje dat het binnenblad koppelt met het buitenblad van de spouwmuur. Één heel aparte koudebrug is de buitenhoek van een buitengevel: hier is het buitenoppervlak groter dan het binnenoppervlak – de hoek werkt als het ware al een koelribbe ! Bij een thermische renovatie van een bestaand gebouw is het belangrijk de koudebruggen te identificeren en om dan naar mogelijkheden te zoeken die koudebruggen weg te werken of te verbeteren. Veel koudebruggen kunnen ingepakt worden met isolatie om het energieverlies (en de daarmee verbonden koude oppervlakken) door die koudebruggen te beperken. De energiestroom van binnen naar buiten (hier van binnen naar buiten- van warm naar koud) gebeurt in deze doorsnede via een binnen oppervlak dat kleiner is dan het bijbehorende buitenoppervlak. De “hoekzone” heeft als het ware meer “koelend oppervlak” dan gewoon in het vlak (zonder hoek). Dat heeft tot gevolg dat de temperatuur in de binnenhoek lager is dan in het vlak. Dat maakt deze hoeken kouder en daarmee gevoeliger voor condensatie. Neem daarbij dat de natuurlijke ventilatie in een hoek ook al minder is dan in het vlak (de opstijgende warme lucht verdringt en hindert zich zelf in een hoek), dan is een hoek daarmee gevoeliger voor schimmelvorming. Dat is helaas vaak herkenbaar in de praktijk. (werk in uitvoering: andere oorzaken van vochtplekken, zoals lekkages en optrekkend vocht uit fundering, vocht uit de kruipruimte,…)
zie: luchtdicht
Let op: Ook als een gebouw als geheel erg luchtopen is, kunnen er toch nog vertrekken zijn, die op zich zelf erg luchtdicht zijn en dringend een afzonderlijke ventilatie vereisen.
Uw ervaring als bewoner (of die van de vorige bewoners) kan veel bruikbare informatie opleveren. Zijn er gezondheidsklachten of allergieën, slaapproblemen, geurtjes, tocht, is het te droog of te vochtig, …?
Enige voorzichtigheid is wel geboden bij de interpretatie van deze mogelijk subjectieve informatie.
Waarom condenseert vocht in de lucht dan?
Waterdamp die in de lucht zit, in het binnenklimaat, condenseert als er te veel waterdamp in zit. En er zit al snel te veel waterdamp in als de lucht afkoelt. Koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme lucht. En de lucht koelt snel af als die contact maakt met een koud oppervlak. Condenseren wil zeggen: waterdamp wordt tot hele fijne waterdruppeltjes. Geen probleem als die fijne waterdruppeltjes gelijk weer opgenomen kunnen worden, weer verdampen, in “drogere” lucht die langs het “vochtige” oppervlak strijkt.
Tegen een koud glasoppervlak in het raam, een koud raamkozijn, een koude buitenmuur in de hoek van de kamer bijvoorbeeld, wordt de lucht die er langs strijkt met enkele graden afgekoeld, waardoor die minder damp kan bevatten en het overschot aan waterdamp dan afzet in fijn waterdruppels: vocht.
En is de relatieve vochtigheid (RV) van de lucht 70% van die verzadigingswaarde dan bevat de lucht dus werkelijk (“absoluut”) 70% van 19,7 gram is 13, 79 gram. Zakt de temperatuur nu tot net onder 16 oC dan wordt de “verzadigingswaarde” overschreden en condenseert de lucht. Bijvoorbeeld tegen koud glas van een raam met enkel glas, maar ook tegen een koude hoek in de kamer waarvan de oppervlakte temperatuur van het stucwerk of behang onder die 16 graden ligt.or infectie met schimmel-sporen, altijd aanwezig in de lucht. Schimmelsporen vinden een prima voedingsbodem in vochtige oppervlakken.
De bouwvoorschriften stellen daarom een eis aan die oppervlakte temperatuur met een temperatuurfaktor “f”, die minimaal 0,65 moet zijn , om oppervlaktecondensatie en daarmee schimmelvorming te voorkomen.
Kritische kanttekening: overheidseisen zijn altijd minimum prestatie-eisen en de vraag dringt zich op of deze (gezondheids-)eis niet te ruim is en nog wel voldoet?
En ….. de warmteweerstand neemt met bijna een factor 4 toe, oftewel het energieverlies neemt met die zelfde factor af!
Pure winst: comfort, gezondheid, stookkosten en CO2-besparing!
Controleer op condens en schimmelvorming daarom in hoeken van een kamer, achter gordijnen, achter schilderijen en achter kasten.